:



Nog tot 6 december loopt in het onlangs geopende museum M in Leuven de tentoonstelling ‘Rogier van der Weyden (1400 – 1464) – de passie van de meester.’ Een van de blikvangers tussen de meesterwerken van één van de grootste van de Vlaamse primitieven is zonder twijfel ‘Maria Magdalena (London, National Gallery)’ Het paneel is naar alle waarschijnlijkheid een restant van een altaarstuk dat van der Weyden schilderde voor een kerk in Brussel. Vermoedelijk werd het op een bepaald ogenblik beschadigd en heeft men de resterende intacte delen eruit gezaagd.


Dat ook van der Weyden de figuur van Maria Magdalena in één van zijn meesterswerken vereeuwigde, mag niet verbazen. Ten tijde van de schilder was zij immers een bijzonder populaire heilige. Maria Magdalena verschijnt voor het eerst in het Nieuwe Testament, waarin sprake is van een Magdalena die door Jezus van bezetenheid werd genezen, en hem sindsdien begeleidde op zijn reizen. Zelfs bij zijn kruisiging en graflegging was zij aanwezig. Het was zij die het lege graf ontdekte en wie Jezus als eerste na Zijn verrijzenis aansprak. Hiernaast maakt de Schrift melding van een anonieme zondares die aan Jezus’ voeten zat (Lc. 7: 36-50). Verderop is sprake van ‘Magdalena’, de zuster van Lazarus en Marta. De heilige Augustinus en de heilige paus Gregorius I de Grote verdedigden dat het hier om één en dezelfde vrouw ging, wat de iconografie doorheen de traditie sterk heeft beïnvloed.

Kijken we nu aandachtig naar het schilderij. Wat de Franse kunsttheoreticus André Filibien over van der Weyden opmerkte, geldt in het bijzonder voor Maria Magdalena: ‘Rogier van der Weyden heeft zijn personages een expressie meegegeven, die alles wat andere schilders hebben gemaakt, overtreft.’ De heilige is gepenseeld als een bijzonder mooie vrouw, gekleed in een olijfkleurig overkleed dat gevoerd is met kostbaar eekhoornbont – ten tijde van de schilder was het erg courant om Maria Magdalena als rijk af te beelden. Haar concentratie en afzondering spreken ook uit de halve cirkelvorm die de schilder aan haar omtrek heeft gegeven – het middelpunt van deze cirkel situeert zich duidelijk in het innerlijk. Verzonken in gedachten leest Maria Magdalena in een boek. Alweer was het in de iconografie zeer gebruikelijk de heilige met een boek of schriftrol af te beelden, verwijzend naar haar ‘via contemplativa’ – haar beschouwende mystieke weg. Ook hiervoor zijn Schriftuurlijke bronnen: het was Maria Magdalena die er voor koos om aan de voeten van de Heer te luisteren naar zijn woorden, terwijl haar zuster Marta in beslag genomen was door de drukte van het bedienen. Naast Maria Magdalena staat haar symbool, de zalfpot – die pot bevatte het kostbare reukwerk waarmee ze de voeten van Christus heeft verzorgd. Om die reden wordt zij ook wel ‘myrofoor’ – zalfdrager genoemd. Voorts zien we haar loshangende, lange haren waarmee zij de voeten van de Heer heeft afgedroogd.

Zoals gezegd heeft de heilige Maria Magdalena doorheen de traditie veel aanzien genoten. In Vézelay (Bourgondië) werden al in de 11de eeuw haar relieken ontdekt, die in 1265 authentiek verklaard werden. De romaanse kathedraal van Vézelay draagt de naam van de heilige Maria Magdalena, wat de plaats tot een bekend bedevaartsoord promoveerde, alsook tot een vertrekpunt voor pelgrimstochten naar Santiago de Compostella.

Niet alleen in de beeldende kunsten en in de volksdevotie heeft Maria Magdalena aldus een vooraanstaande rol gespeeld; ook de katholieke literatuur heeft zij weten te verrijken. Laten we even stilstaan bij de openingsverzen van de Gregoriaanse vesperhymne voor ‘Maria Magdalena boetelinge,’ toegeschreven aan Bellarminus. Onze vrije vertaling luidt:

‘Vader van het hoogste licht,
Met Magdalena kijkt gij toe,
En wekt Gij vlammen van liefde,
Bevrijdt Gij het hart van koude.’

Kenmerkend voor Gregoriaans is, dat het de Schrift, die onloochenbaar zijn directe inspiratie is, in een rijke traditie weet te plaatsen, en deze alzo op het leven van de gelovige weet te leggen; anders gezegd doet het Gregoriaans de Schrift ‘beleven’. God bevrijdt het hart van koude, en de ontmoeting met zijn Goddelijke Zoon wekt vlammen van liefde. Het kan niet toevallig zijn, dat het aangeraakt en bewogen worden door de goddelijke liefde behoort tot de belangrijkste thematieken van vrijwel alle christelijke mystici. Deze liefde kan moeilijk zonder gevolgen blijven: het verdere leven van Maria Magdalena, die nu ‘gefascineerd’ is door de Heer, is hiervan de mooiste getuigenis.

Laten we het zeggen zoals het nu eenmaal is: radicale bekeringen waren en zijn zeldzaam. Toch is het constante ‘kleine’ omkeren, Christus tegemoet, het diepe verlangen van het hart van iedere christen. Gelukkig komt Gods genade ons onvermogen hierbij ter hulp. Sint Benedictus voelde dit sterk aan: in de proloog van zijn overbekende regel leert hij dat men door naar God te luisteren ‘kan terugkeren naar Diegene van wie men was weggegaan.’ Deze hoop is aan christenen geschonken. Het is ook deze hoop op Gods genade en barmhartigheid, die het uiteindelijk haalt op alle angst en twijfel en de bekroning van ons leven mag worden. De tekst van het jammerlijk genoeg wat in onbruik geraakte ‘Dies irae’ uit de dodenmis, verwoordt dit op ontroerende wijze:

Aan Maria werd vergeven,
’s rovers schuld is niet gebleven,
dan is mij ook hoop gegeven.

Ook Guido Gezelle maakte hiervan een inspirerende vertaling:

Wierd Maria ’t eeuwig leven,
wierd den moordenaar hoop gegeven,
hopen durf ik ook en beven.

Wij mogen Rogier van der Weyden dankbaar zijn voor zijn groot meesterwerk van een bijzondere heilige. Dieper echter ligt de innerlijke schoonheid van een hart waarin vlammen van liefde gewekt worden. Samen met Maria Magdalena weten wij: Gods vlammen van liefde laten het hart niet in de koude!

Jozef Tourné
26.10.09